Afrekenen met rekenangst

Madeleine Vliegenthart is voormalig leraar, opleider en ontwikkelaar rekenen-wiskunde en op dit vlak momenteel curriculumexpert bij SLO voor gecijferdheid in het vmbo. Wiskunde is volgens haar onlosmakelijk verbonden met burgerschap: “Met alles wat er aan cijfers op kinderen en jongeren afkomt, moeten ze weldoordacht kunnen deelnemen aan de maatschappij.”

Wat heeft rekenen-wiskunde met burgerschap te maken?

“Dat jij hier op tijd voor het interview was, komt omdat je allerlei reken­wiskundige handelingen hebt verricht”, opent Madeleine Vliegenthart tegenover de interviewer. “De wereld is doordrenkt met cijfermatige informatie. Als je een lening afsluit, hoeveel meer moet je dan uiteindelijk terugbetalen? ‘De rente staat laag’ hoor je wellicht om je heen, maar geldt dat ook voor jouw lening of vooral als je spaart? Hoe verschilt een maandelijkse van een jaarlijkse rente? Politieke partijen gebruiken ook veel cijfers. Kloppen die wel? Wat betekenen ze eigenlijk? In de coronaperiode werden we elke dag om de oren geslagen met dashboards die bestonden uit visuele representaties van allerlei wiskundige modellen. 
Kinderen en jongeren moeten kritisch kunnen omgaan met alles wat aan cijfers er op hen afkomt, zodat ze weldoordacht beslissingen nemen en deelnemen aan de maatschappij. Dat noemen we ‘gecijferdheid’. Leerlingen hoeven niet uit het hoofd tot op de komma nauwkeurig te berekenen hoeveel rente ze uiteindelijk betalen maar ze moeten wel snappen dat ‘geld lenen, geld kost’. Hetzelfde geldt voor de ‘exponentiële groei’ van een virus: je hoeft geen getallen paraat te hebben, maar je moet wel kunnen begrijpen dat iets dan hard kan gaan. En het liefst zie je nog dat zo’n groeicurve opeens keihard de lucht inschiet en dat de alarmbellen afgaan.”

Wie niet meekomt met rekenen-wiskunde komt dus maar moeilijk mee in de samenleving?

“Inderdaad, het is van groot belang dat een leerling een basisniveau voor zelfredzaamheid in de samenleving bereikt en dat leraren de juiste manier vinden om dat aan te leren. Leerlingen moeten begrijpen waar ze mee bezig zijn: een kleuter bijvoorbeeld kan in korte tijd moeiteloos de tafel van negen met een leuk liedje leren zingen, maar als het met de mond vol tanden staat wanneer hem twaalf keer negen wordt gevraagd, dan ben je qua begripsvorming niet veel opgeschoten. Ik heb liever dat een kind heel bewust zijn rekenmachine gebruikt dan dat het zonder idee van orde en grootte aan een staartdeling begint.”

Leg je dan de lat niet te laag? Twintig gedeeld door vier, dat moet toch wel lukken uit het hoofd?

“Daar ben ik het helemaal mee eens, maar 300.725 gedeeld door 13… daarvoor pak ik ook mijn reken­machine, zodat ik weer tijd over heb voor andere complexe uitdagingen. En als daar 2313.2 uitkomt in plaats van 23132, dan snap ik dat ik het per ongeluk niet door 13 maar door 130 heb gedeeld omdat ik van tevoren al een inschatting kan maken bij wat voor getal ik ongeveer uitkom.”

Als rekenen en wiskunde zo belangrijk is, leidt dat niet tot angst om niet mee te kunnen?

“Dat draai ik graag om: elk kind is van nature nieuws­gierig en het is aan de leraar om die eigenschap te stimuleren. Dus niet ‘je komt om vijf over zes ’s avonds aan met de trein en bent om zestien over vijf vertrokken. Hoe lang heb je over de reis gedaan?’ Nee, je betrekt het op de leerling: ‘Morgen gaan we met de klas naar het museum. Daarom moeten we om tien uur op het station van Amsterdam zijn. Hoe laat moeten we de trein nemen?’ Je hoopt dan dat een leerling liever een trein eerder kiest, ‘want de trein kan altijd vertraging hebben.’ Praktische rekenkundige en wiskundige toepassingen moeten kortom een grotere rol krijgen in het onderwijs: dat leidt tot meer emancipatie en zelfvertrouwen in de samenleving. Daar willen de kinderen alleen maar meer van hebben. Zodra je het resultaat - goede antwoorden, hoge scores - verwart met het middel, dan maak je brokken. 

Een leraar die de nadruk legt op de rekenachterstand van de leerling , legt het extra druk op. Als hij bij de ouders bovendien een, twee, drie keer zijn zorgen uit over de rekenmoeilijkheden, kunnen die ouders die druk versterken, of ze zeggen hun kind: ‘Maakt niet uit joh, er is nog meer tussen hemel en aarde dan wiskunde.’ In beide gevallen verliest het kind zijn interesse en/of ontwikkelt het rekenangst.”

Welke kant gaat het reken-wiskunde onderwijs op? 

“We zijn al jaren met heel veel leraren, opleiders, onderwijskundigen en vele anderen bezig om de kerndoelen van rekenen-wiskunde te vernieuwen. Ze worden van primair onderwijs tot en met bovenbouw van het vmbo veel meer gericht op het oplossen van wiskundige problemen en redeneren In het nieuwe gecijferdheidsprogramma richten we ons op authentieke problemen oplossen. Alles is in beweging maar het vmbo ligt voorop: de drie ­programma’s voor wiskunde zijn definitief en aan het ministerie opgeleverd en we zijn onlangs gestart met twaalf scholen om de examenprogramma’s voor gecijferdheid te beproeven in de klas. Juist voor degenen die het vak hebben laten vallen, zodat ook zij gecijferde, kritische en zelfredzame burgers worden in de maatschappij.”  

De nieuwste artikelen wekelijks in je mail? MELD JE AAN voor de PrimaOnderwijs nieuwsbrief.

 

Deel dit artikel

Reacties niet mogelijk

PrimaOnderwijs.nl maakt gebruik van cookies

Wij vragen uw akkoord voor het gebruik van cookies op onze website. Sommige cookies plaatsen we altijd om de website goed te laten werken. Ook plaatsen we altijd een cookie om volledig anoniem het gebruik van onze website te analyseren. Onze website maakt van meer cookies gebruik die niet noodzakelijk zijn, maar wel nuttig. Zodat u bijvoorbeeld berichten kunt delen op social media. Door op 'Akkoord' te klikken ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies. Meer informatie is beschikbaar in ons cookiebeleid.

OK Toestaan Weigeren Lees voor meer informatie onze privacyverklaring privacy » Privacy- en cookiebeleid Dit veld is niet ingevuld De ingevulde tekst is te kort De ingevulde tekst is te lang