Hoe kun je zorgen dat leerlingen kritische, betrokken wereldburgers worden? Catherine van Beuningen is net benoemd tot bijzonder hoogleraar Wereldburgerschap en tweetalig onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. De leerstoel wordt ondersteund door Nuffic. “In essentie draait (wereld)burgerschap om begrijpen en begrepen worden. Taal speelt daarbij een essentiële rol.”
Wat is het belangrijkste verschil tussen burgerschapsonderwijs en wereldburgerschap?
“Het is goed om eerst te kijken waar ze op elkaar lijken. Het zijn allebei complexe begrippen, van beide bestaan verschillende definities. Maar als je naar al die definities kijkt, dan zie je een grote gedeelde kern. In beide staan waarden als vrijheid, gelijkheid, solidariteit en verantwoordelijkheid centraal. Het draait om kinderen en jongeren het vermogen bij te brengen deel uit te maken van een groep, zich verbonden te voelen met een gemeenschap en daar ook een actieve bijdrage aan te kunnen leveren.
Het belangrijkste verschil tussen de twee begrippen zit in het perspectief. Burgerschap gaat vaak over de lokale of nationale gemeenschap, met een nadruk op de Nederlandse rechtstaat en democratie. Bij wereldburgerschap komt er een internationale dimensie bij.”
Hoe komt die dimensie naar voren?
“Dat leerlingen zich ervan bewust worden dat ze niet alleen verbonden zijn met mensen in Nederland, maar dat wat we hier doen mensen in andere landen en werelddelen raakt. Maar ook dat we ons betrokken voelen bij wat er buiten Nederland gebeurt. Allerlei vraagstukken die bij ons spelen, spelen ook ergens anders in de wereld en vragen om internationale oplossingen. Denk aan klimaatproblematiek, racisme of oorlog. In die zin wordt de wereld steeds kleiner en complexer. Daarom krijgen binnen wereldburgerschap kennis en perspectieven uit andere landen en werelddelen een plek.
Bovendien groeien leerlingen op in een diverse wereld, ook binnen Nederland, met kinderen van andere achtergronden, met verschillende mogelijkheden en oriëntaties. Of zoals mijn voorgangster hoogleraar Joana Duarte het zo mooi verwoordde: ‘de wereld is er al’. Juist op school kunnen leerlingen leren en oefenen daar respectvol mee om te gaan en het zelfvertrouwen ontwikkelen om hun eigen plek in de wereld te vinden en in te nemen, ongeacht wie ze zijn of waar ze vandaan komen.
Overigens zijn de twee perspectieven zeker niet met elkaar in tegenstrijd: je hebt dezelfde competenties nodig om een ‘goed (wereld)burger’ te zijn. Het gaat bij beide om betrokkenheid en verantwoordelijkheid.”
Kun je een concreet voorbeeld van onderwijs in wereldburgerschap geven?
“De focus van burgerschapsonderwijs ligt onder andere op de Nederlandse rechtstaat. Dat is ook belangrijk, om te weten hoe jouw land werkt. Daarnaast is het zinvol om met leerlingen na te denken over andere vormen van samenleven en een land besturen. Hoe heeft zo’n ander burgerschapsperspectief invloed op de mensen daar? Hoe kijken die tegen de problemen in de wereld aan? Hoe verschilt dat met hoe wij daarnaar kijken en wat kunnen we daarvan leren?
Je kunt wereldburgerschap ook op heel andere manieren aandacht geven. Denk aan een voorleesochtend waarop ouders boeken voorlezen in verschillende talen, een les over feestdagen in verschillende culturen, een vakoverstijgend project waarin leerlingen onderzoeken welke reis een mango aflegt voor hij op je bord ligt, of een (digitale) uitwisseling met leerlingen uit een ander land. De mogelijkheden zijn eindeloos. Online zijn veel mooie voorbeelden te vinden van wat scholen al doen.”
Jouw expertise is taalontwikkeling en meertaligheid. Hoe past taal in wereldburgerschap?
“In de huidige maatschappij komen we steeds vaker in aanraking met mensen met verschillende achtergronden en culturen. Het is belangrijk dat kinderen en jongeren leren de ander te begrijpen en zelf ook door anderen begrepen te worden. Daarvoor moeten ze kennis, vaardigheden en houdingen ontwikkelen die hen helpen over hun eigen grenzen heen te kijken. Taal speelt daarbij een grote rol.
De nieuwe kerndoelen voor burgerschap leggen ook expliciet de link met andere domeinen, zoals taal. En tegelijkertijd komt er in het taaldomein juist meer ruimte voor inhoudelijke thema’s zoals de rol die verschillende talen in onze maatschappij spelen, taaldiscriminatie of interculturele competenties, naast de al aanwezige focus op communicatieve taalvaardigheden. Volop mogelijkheden dus om (wereld)burgerschap een plek te geven binnen het talenonderwijs. Juist door samenhang aan te brengen tussen schoolvakken, kunnen leerlingen beter begrijpen hoe ingewikkeld de wereld in elkaar zit.”
Hoe zou gecombineerde aandacht voor wereldburgerschap en taal er concreet uit kunnen zien?
“Over kinderen die opgroeien met een andere taal dan of naast het Nederlands wordt vaak gezegd dat ze een taalachterstand hebben, terwijl ze heel veel capaciteiten en vaardigheden meebrengen. Laat hen bijvoorbeeld een spreekbeurt houden over hun moedertaal. En (deels) in het Nederlands. Sowieso is het interessant om een les te wijden aan hoe talen van elkaar verschillen of juist op elkaar lijken. Vanuit die vragen kun je het ook hebben over de culturen achter de talen. Of je kunt leerlingen in en rond de school op zoek laten gaan naar verschillende talen. Welke komen ze tegen (bijvoorbeeld op reclameposters, naambordjes, wegwijzers, et cetera), welke juist niet en wat betekent dat?”
Er zijn al veel scholen die met wereldburgerschap werken en mooie, concrete materialen en activiteiten ontwikkelen, zoals de Global Citizen Schools of Unesco-scholen. Bij hen kun je inspiratie opdoen. Wil je meer weten? Op 6 november is de Nuffic-conferentie ‘Grensverleggend leren’ in Amersfoort.”
Reacties