“Ik vind de huidige doorstroomtoets niet betrouwbaar, niet objectief en niet valide. We koesteren nog steeds de illusie dat één toets die we afnemen op één moment, de ultieme waarheid toont van wat kinderen kennen en kunnen. Flauwekul”, betoogt bestuurder van Stichting Spaarnesant Marten Elkerhout. Drie scholen van deze stichting gaven dit jaar in eerste instantie de ouders de keuze: wel of niet meedoen aan doorstroomtoets.
“Normatief toetsen is schadelijk voor het welbevinden van kinderen”, vindt Marten. Hij baseert zijn zienswijze onder meer op ervaring binnen het internationale onderwijs met IB-programma. Marten: “Daar heerst een heel andere filosofie over toetsen.” In het internationale onderwijs draaien toetsen om criteria die gebaseerd zijn op leerdoelen. De criteria zijn opgenomen in het curriculum en leidend in de beoordeling. “Je toetst niet voor een cijfer, je toetst om te zien wat de leerling kan. Het is aan de onderwijsprofessional om te bepalen hoe hij samen met leerlingen onderbouwt dat die criteria bereikt zijn. Dat kan op allerlei manieren afhankelijk van een criterium: een presentatie, een verslag, een gesprek.”
Het valt Marten op dat leerlingen die criteriumgerelateerd getoetst worden een ander gesprek met docenten voeren. “Ze vragen: wat kan ik doen om de volgende keer beter aan dit criterium te voldoen? In plaats van: kan ik er nog een puntje bij sprokkelen? Wanneer je werkt met criteria die steeds terugkomen in beoordelingen, gaat een leerling begrijpen dat het voldoen aan een criterium niet een ‘eenmalig toetsmoment’ is, maar onderdeel is van een groter geheel, van een groeimodel.” Bij de veelgebruikte normatieve toets wordt de prestatie afgezet tegen het gemiddelde. “Daardoor krijgt de helft van de leerlingen structureel de boodschap dat ze ondergemiddeld presteren. Een gemiddelde zit namelijk in het midden.”
Marten: “Er bestaat een diepgeworteld geloof dat een eenmalige objectieve toets -naast het advies van de leraar- kansengelijkheid bevordert. Dat is een leugen. Wat kansengelijkheid bevordert, is goed onderwijs met een gevarieerd en rijk aanbod. Zelf ben ik een talenman. Wetenschappelijk staat onomstotelijk vast dat als je leerlingen taal wil leren, ze vooral veel taalproductie moeten doen, dat is veel belangrijker dan taal consumeren. Dus rijke actieve taalvaardigheid in plaats van je mond houden en luisteren of lezen.”
De doorstroomtoets toetst spelling, begrijpend lezen en rekenen. Een systeem dat leerlingen vanaf elfjarige leeftijd hierop beoordeelt, doet volgens hem geen recht aan wie ze zijn. “Is het meten van die drie onderdelen voldoende voorwaarde om kinderen in hun schoolcarrière van elkaar te scheiden of om uitspraken te doen of leerlingen passen op praktijkonderwijs of gymnasium? Natuurlijk niet, op het vo draait het niet alleen om deze drie vaardigheden. Bovendien overlappen de niveaus. Daarom wordt in andere landen niet zo vroeg en gedetailleerd gedifferentieerd. Stel het moment van zo’n scherpe selectie uit naar een jaar of vijftien. De Onderwijsraad pleit daar ook voor en heeft een brief aan de Kamer gestuurd met de vraag hoeveel onderzoek nog nodig is voordat iets verandert. Hoe meer tijd je kinderen geeft om te bewijzen waar hun voorkeuren en hun kunnen liggen, hoe beter dat voor de kansengelijkheid is. Dat betekent niet dat ze tot hun vijftiende alles hetzelfde moeten doen, dat is ook niet goed. Gymnasiasten en vmbo’ers kunnen prima samen bewegingsonderwijs volgen bijvoorbeeld.”
Daarnaast vindt Marten dat vaak wordt ingezet op toetstraining bij zo’n eenmalige doorstroomtoets. “De focus ligt dan op het beter maken van de toets en niet op succesvoller worden in gebruik van leerstof. Neem het ‘begrijpend lezen’, een concept dat bedacht is door toetsenmakers. Kinderen krijgen teksten met vragen en dat is geen natuurlijke manier van lezen. In het echte leven lees je een tekst op om informatie te krijgen of ter ontspanning. Teksten met vragen kunnen voor leesdemotivatie zorgen, omdat ze bedacht zijn om er vragen over te stellen en niet om leerlingen te prikkelen. Je meet daarbij geen potentie, maar sociaal-culturele achtergrond. Een kind dat nog nooit van een zeilkamp heeft gehoord en een tekst daarover krijgt, staat al 3-0 achter.”
Het Nederlandse onderwijslandschap ziet er anders uit wanneer we praktisch en theoretisch niet als laag en hoog classificeren, vindt Marten. “Kijk breder dan niveau en betrek ook belangstelling, toekomstdromen et cetera. Dan komen er andere onderwijscarrières uit. Het huidige systeem is een fuik naar de ‘hoogste’ opleiding. Het frame is dat de universiteit het walhalla is, maar onze maatschappij draait op mbo. Zonder mbo-ers stort de hele maatschappij in.”
Marten adviseert scholen te beginnen met de opdracht aan leraren: geef rijk onderwijs met veel actieve vaardigheden. Kijk wat kinderen kunnen in plaats van je bezig te houden met toetstrainingen en het halen van zo hoog mogelijke cijfers. “Op onze scholen beoordelen we schrijfvaardigheid met criteria, gekoppeld aan referentieniveaus. Kinderen schrijven bijvoorbeeld over onderwerpen die ze zelf onderzoeken binnen wereldoriëntatie. Daarmee zien wij waar ze staan en zelf zijn ze gemotiveerd: een stuk zinvoller.”
Toetsen ontwikkelt de school zelf. “Het vraagt om geloof in professionaliteit.” Hij vergelijkt het met het rij-examen. “Niemand geeft een rijbewijs aan de 50% beste scoorders op het theorie-examen. We vinden dat praktijkexamen allemaal belangrijk, ondanks dat het een notoir onbetrouwbaar examen is. Waarom accepteren we het daar wel? Omdat we het toch belangrijk vinden dat we beoordeeld worden op iets dat er echt toe doet. Er zijn opgeleide examinatoren en criteria voor dat praktijkexamen. Zodra je het haalt, ben je er vrij zeker van dat je je door het verkeer kunt bewegen. Dat moeten we in het onderwijs herontdekken.”
Uiteindelijk zag het schoolbestuur zich genoodzaakt de toets alsnog af te nemen. “ Er is een zogenaamde spoedaanwijzing gebruikt, met als mogelijke sanctie het geheel of gedeeltelijk inhouden van de bekostig-ing.” Marten besluit: “Ik hoop dat volgend jaar geen vier, maar honderd scholen de keuze bij ouders laten, niet als opstand maar als pleidooi voor beter onderwijs.”
Reacties