Gamen en burgerschapsonderwijs, hebben die wat met elkaar te maken? Zeker wel, vindt coach, spreker en auteur van ‘Ga toch gamen’ Nils Vermeire. “Als je je niet verdiept in het gamende kind, kunnen daar negatieve gevolgen aan kleven. Maar als je dat wel doet, opent zich een wereld.”
Met die boodschap wil Nils behalve ouders ook leraren en docenten aansporen gamen serieuzer te nemen. Niet om iedere les in een digitale speeltuin te veranderen, maar omdat gamen nuttig is en raakvlakken heeft met burgerschapsonderwijs.
Voor veel volwassenen roept gamen vooral zorgen op: disbalans, schoolprestaties, verslaving, sociale isolatie of agressie. Volgens Nils zijn die risico’s er wel degelijk, maar is het beeld vaak eenzijdig. “Verslaving bestaat, net als problematisch gamegedrag. Maar gamen wegzetten als louter gevaarlijk doet tekort aan hetgeen er tijdens het spel geleerd wordt. Het gaat erom dat je het gesprek aangaat, net zoals je zou praten over sport of muziek.”
Hij maakt een duidelijk onderscheid tussen sociale media en gamen waarbij hij het scrollen door filmpjes meer ziet als passief consumeren. Gamen vraagt om actief handelen: “Een game speel je, je maakt keuzes, je werkt samen, je bouwt iets op. Dat is een hele andere handeling dan eindeloos doomscrollen.”
Gamification is in veel klassen al ingeburgerd: puntenlijsten, levels en beloningen. Toch blijft het echte gamen vaak buiten de schooldeur. Terwijl de cijfers laten zien dat vrijwel iedere jongere gamet: naar schatting 95% van de jongens en bijna 80% van de meisjes. “Zelfs als je alleen Candy Crush speelt, ben je een gamer. Waarom zouden we dat domein negeren?”
Kans voor verbinding
Leraren kunnen volgens Nils veel winnen door nieuwsgierig te zijn. “Vraag niet alleen: ‘Hoe was je voetbalwedstrijd?’, maar ook: ‘Met wie speelde je Fortnite? Heb je gewonnen? Welke rank heb je?’ Daarmee toon je interesse in iets dat voor leerlingen betekenisvol is.” Ook kan samen gamen de rollen in een gezin of klas even omdraaien. Waar volwassenen vaak leidend zijn, kan een leerling in een game de expert zijn. “Dat geeft jongeren zelfvertrouwen en een unieke kans om iets terug te geven.” Burgerschapsonderwijs vraagt van leerlingen dat ze leren over democratie, diversiteit, sociale vaardigheden, verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Volgens Nils biedt de gamewereld hiervoor concrete aangrijpingspunten.
Nils noemt bijvoorbeeld de relatie met een democratische rechtstaat. “In online games als Minecraft of Roblox ontstaan vanzelf regels en afspraken en die zijn anders dan de echte wereld. Maar spelers stemmen mee of ervaren wat er gebeurt als één moderator te veel macht naar zich toetrekt. “Je leert ongemerkt over vrijheid, verantwoordelijkheid en de effecten van machtsverdeling.”
Verder beoordelen gamers elkaar niet direct qua uiterlijk, achtergrond of geloof. “Het eerste contact is zonder dergelijke vooroordelen. Je deelt een doel en een spelwereld. Dat kan leiden tot verbinding die je offline misschien nooit had gelegd.” Tegelijkertijd kan uitsluiting of haat ook in games voorkomen. “Juist dát biedt ook stof voor gesprek.”
Maatschappelijke thema’s
Er bestaan games die expliciet morele dilemma’s oproepen, zoals This War of Mine of Peacemaker. “Je kunt ze deze, wat oudere, spellen inzetten als startpunt voor reflectie en discussie over keuzes, ongelijkheid of conflicten.”
Sociale en maatschappelijke vaardigheden komen eveneens aan de orde tijdens het gamen. Samenwerken, communiceren, frustraties verwerken en conflicten oplossen zijn vaardigheden die gamers dagelijks oefenen. “Omdat het onbewust gebeurt, denk ik dat het zich vaak sterker verankert dan in een les over samenwerken”, zegt Nils.
In games nemen leerlingen rollen op zich: bouwer, strateeg, leider of helper. Ze leren omgaan met virtuele valuta en met tijdsdruk. “Dat lijkt sterk op vaardigheden die ook offline van belang zijn: plannen, keuzes maken, omgaan met geld en verantwoordelijkheid dragen en past weer in het burgerschapsdomein als je het hebt over participatie en verantwoordelijkheid.” Het gamen demoniseren doen leraren volgens Nils meestal niet. “De media zijn daar harder in. Wat ik vooral zie, is dat de kans gemist wordt om gamen in te zetten als leerkans.” Dat kan zo klein zijn als een gesprek over een gespeelde game, maar ook groter: een lesdag die deels bestaat uit gezamenlijk gamen en nabespreken.
Een belangrijk punt is de rol van de leraar als voorbeeld. “Als je als docent tegen leerlingen zegt dat telefoons niet mee de klas in mogen, maar zelf tijdens de pauze op je scherm zit, is dat een tegenstrijdig signaal.” Hetzelfde geldt voor gamen: leraren die zelf gamen, kunnen daar eerlijk over zijn. Dat verlaagt de drempel voor gesprek.
Nils heeft wel wat tips voor leraren en docenten: “Niet iedere leraar hoeft een fanatieke gamer te worden of 80 uur in een game te steken. Kleine stappen zijn vaak voldoende. Toon interesse in de games die je leerlingen spelen. Gebruik games met morele dilemma’s of samenwerkingselementen als lesmateriaal. Bespreek wat er in een game gebeurt en koppel dat aan burgerschapsdoelen. En wees je bewust van je eigen voorbeeldgedrag rondom schermgebruik.
Gamen is geen wondermiddel en kent ook schaduwkanten. Maar wie het negeert, laat een rijke context liggen waarin leerlingen dagelijks oefenen met burgerschapsvaardigheden. “Gamen kan een extra venster zijn op de burgerschapsthema’s die ook in de klas worden besproken. En dat is een venster waar jongeren zelf al uren per week doorheen kijken.”
Over Nils
- Nils Vermeire, 1972
- Coach, schrijver, trainer, vader én gamer
- Boek: Ga toch gamen, gamen als het geheime wapen voor een betere band met je kind
- gatochgamen.nl
Meer weten? Beluister onze podcast
Wil je meer weten over gamen en hoe je dat kunt inzetten? Luister dan naar de nieuwe aflevering van de PrimaOnderwijs Podcast.


Bezig met laden...