Labels staan in de weg van een goede pedagogische relatie

“We moeten onderwijsprofessionals helpen zich te realiseren dat goed onderwijs juist het welbevinden van leerlingen bevordert. Hou de verwachtingen hoog, zorg iedere dag voor leerkansen en zie de leerlingen écht. Nu wordt vaak gezegd dat kinderen pas kunnen leren, als het goed met hen gaat.” Ontwikkelingspsycholoog en wetenschapper Bert Wienen pleit daarbij voor minder therapietaal in het onderwijs. “Labels staan in de weg van een goede pedagogische relatie.”

“Welbevinden was vroeger veel meer een uitkomst van hoe je je voelt, terwijl het nu uitgelegd wordt als een continu gevoel van je goed voelen. We laten kinderen geloven dat dit maakbaar is. Wanneer iemand zich niet goed voelt, moet die zelf iets aanpassen. We hebben kinderen daarmee heel verantwoordelijk voor zichzelf gemaakt. We zeggen al op jonge leeftijd dat ze bijvoorbeeld hun eigen leerdoelen moeten stellen en we verwachten dat ze hun eigen leer- en ontwikkelvoorgang presenteren. De maatschappij verwacht van leerkrachten dat ze bijdragen in het continu goed voelen van leerlingen. Daarbij is de heersende mening dat een kind pas kan leren als het zich goed voelt. Het is juist andersom: kinderen gaan zich goed voelen, omdat ze aan het leren zijn. Welbevinden is veel meer een effect van goed onderwijs dan een doel.

We leven in een tijd dat we kinderen steeds meer in beeld hebben, maar steeds minder zíen. Dat begint al bij een babyfoon, we tellen stapjes en maken foto’s en filmpjes. We kunnen hun locaties zien en in het onderwijs worden complete leerlingvolgsystemen bijgehouden. Zíen gaat om de echt pedagogische relatie en dat is meer een gevoels- en vertrouwensrelatie met een didactisch-pedagogische opdracht: het installeren van de wens bij kinderen en jongeren: ‘ja, aan deze maatschappij wil ik wel bijdragen. Dat doe ik met wat ik heb geleerd en wat bij me past.’ 

Die pedagogische relatie is niet bedoeld om het altijd maar leuk te hebben. Het is een connectie waarin iets moet gebeuren, zoals uitleggen, een vak leren, kinderen de wereld binnenbrengen én de wereld bij kinderen brengen. Het streven van deze relatie is opgeheven te worden: die is eindig. De pedagogische relatie is fundamenteel asymmetrisch en heeft als doel een ander beter te laten worden dan jij. Daarbij ligt altijd meer verantwoordelijkheid bij de oudste dan bij de jongste. En bij leren hoort een fundamenteel gevoel van je niet helemaal goed voelen. Leerlingen moeten dingen doen waarvoor ze niet zelf hebben gekozen of waarvan ze het nut niet inzien. Of ze moeten naast iemand zitten die ze niet leuk vinden.

Wanneer geef je goed onderwijs?

Ten eerste: ‘onderzoek of je ieder kind ziet’. Vraag leerlingen ‘ben je echt gezien door je leraar/docent? En waar blijkt dat uit?’. De uitkomst gaat vooral over gevoel en pedagogische tact en is niet meetbaar. Vergelijk het met liefde. Uitleggen waarom je van iemand houdt, is moeilijk in woorden te vatten, laat staan meetbaar te maken. Daarmee is pedagogiek overigens geen softe wetenschap: binnen die relatie moet je effectieve interventies inzetten om iemand te laten leren. Ten tweede: stel de vraag ‘heb ik echt hoge verwachtingen van alle leerlingen en waar merk ik dat aan?’. Binnen een pedagogische relatie heb je prestatiedruk nodig om kinderen tot ontwikkeling te brengen. Dat is het unieke van een school. Alle druk buiten die relatie is prestatiedrukverhogend. Ten derde: ‘laat binnen het reguliere programma in je taal voorbij komen hoe mensen omgaan met het feit dat het leven niet alleen maar leuk is’. Je kunt daarin zelf een voorbeeld zijn. Of je kunt daarvoor vormen van tekstbegrip inzetten.  

Labels in de weg

Ik wil graag dat kinderen steeds minder denken dat het aan hen ligt dat ze afwijken van ónze norm. Psychologische labels staan daarbij in de weg. Diagnoses zijn niet nodig om het welbevinden uit te drukken. Die labels zijn ooit bedoeld voor vormen van onderzoek en niet bedoeld om op mensen te plakken. Therapietaal is nogal zwart-wit. Je heb ofwel ad(h)d of niet. Je bent ofwel hoogsensitief of niet. Deze taal houdt geen rekening met gradualiteiten. Op maandagochtend lukt iets met een leerling, terwijl er op vrijdagmiddag geen land mee te bezeilen is. En als je Kees naast Jan zet, zetten ze de boel op stelten, maar dat gebeurt niet als Kees naast Mohammed zit. In een onderwijscontext heb je die gradualiteiten nodig, want je moet zoeken naar die uitzonderingen: wanneer gaat het wel goed. Daarom staat therapietaal in de weg in de onderwijscontext. Het is niet meer selectief en er vindt veel zelfdiagnose plaats.

Waar komen labels vandaan?

Wetenschappers besloten 50-60 jaar geleden om op te schrijven welke gedragingen ze vonden horen bij hun domein. Deze gedragingen gingen ze voor het gemak groeperen en van een verzamelnaam voorzien. Er zijn bijvoorbeeld negen gedragingen voor adhd. Vanaf zes van de gedragingen kom je in aanmerking voor die classificatie. We doen alsof dat objectief is, maar er staat nergens beschreven uit de ogen van wie die gedragingen worden vastgesteld. Vervolgens draaien we het om en zeggen ‘dit jongetje is zo druk en dat komt door zijn adhd’. Je hoort te zeggen: dit jongetje vertoont dit gedrag en de psychologen en psychiaters hebben afgesproken dat als ze dit gedrag zien dat ze dat een bepaalde naam geven.’ Dat zegt helemaal niets over oorzaak en gevolg. Helaas zijn we de labels gaan zien als erkenning en kunnen we constateren dat kinderen zich er ook naar gedragen. De stimulans om ander gedrag te laten zien kan door zo’n label ontbreken. Ook komt de hele context om een kind in het teken van zo’n stoornis te staan. Kan een jongetje die een diagnose adhd heeft, nog gewoon een dag druk zijn, of is het altijd adhd? 

Wanneer je deze taal in het onderwijs gebruikt, kelderen de verwachtingen die de leerkracht heeft van een leerling. De therapeutisering zorgt voor een vooringenomen degradatie. Je kunt dan die hoge verwachtingen niet meer meegeven aan een kind. En de omgeving zegt ‘mijn kind is prikkelgevoelig dus je moet alles om dit kind heen aanpassen’. Terwijl je ook kunt zeggen ‘we gaan het stapje voor stapje leren om met prikkels om te gaan, binnen de pedagogische relatie’. Alles is te leren. Of je er goed in wordt, is een tweede, maar je hoeft niet overal goed in te zijn. 

Als school is het verstandig om bij aanmelding een pedagogisch gesprek te voeren. Daarin geef je ouder(s)/verzorger(s) aan dat de kans groot is dat zij het kind het beste kennen, maar dat school vaak andere kanten van een kind leert kennen die het thuis nog niet heeft laten zien. Vervolgens moet je nadenken over hoe om te gaan met de kinderen die helemaal aan de buitenkant van die assen scoren. Bij extremen raad ik het 7-hypothesen model aan. Stel samen met bijvoorbeeld ouders zeven hypothesen over waar extreem gedrag vandaan komt. Dus niet alleen ‘het ligt aan het kind, het kind heeft iets’. Dat kan een hypothese zijn, maar formuleer dan ook zes andere hypothesen om de blik breed te houden. Vervolgens stel je samen vast welke drie hypothesen je de komende tijd gaat uitzoeken. Op die manier trekken ouders en school samen op om alle puzzelstukjes te verzamelen. 

Vaker komen twijfelgevallen voor, bijvoorbeeld: ‘ik denk dat mijn kind hoogsensitief is, kun je daar rekening mee houden?’. En de ouder verwacht dat een leraar daar iets mee doet. Het is handig dat de leraar aangeeft ‘misschien is het hoogsensitief, maar we werken met het hypothesenmodel dus we gaan ook kijken wat het verder zou kunnen zijn’. Daarnaast ga je aan de slag met contexthypotheses. Je bent pedagoog, dus je bent nieuwsgierig wat het gedrag van een kind zegt over jou. Zegt het kind iets over hoe je dingen afstemt met je duo’s, of over de sfeer in de klas, of over te hoge of te lage verwachtingen? Je gaat kijken door de ogen van het kind om te onderzoeken wat gedrag zegt over het handelen als school. 

Onderzoek toont aan dat één op de vier jongens in groep acht een vorm van jeugdhulp heeft. Het is een goed idee om zorgaanbieders die betrokken zijn bij een kind uit te nodigen in de klas. Die zorgprofessionals haken namelijk aan bij een individueel geval en geven dus individuele tips. Zij werken niet in een klas met 25 kinderen. Als ik als ontwikkelingspsycholoog een school binnenloop is de verwachting dat ik alles over kinderen weet. Maar die expertise is weinig waard als je de onderwijscontext en de specifieke klas niet kent. Nodig ze uit om mee te lopen, niet alleen om te observeren, maar echt te helpen. En loop dan eens 10 minuten weg. Niet om te pesten, maar om die persoon te laten ervaren ‘dít is het, hier zit het kind waar ik mee aan de slag ga’. Want ga er maar aanstaan: een klas van 25 met 5 kinderen met een individuele handleiding vanuit de jeugdhulp. 

Maak als school een vuist door duidelijk te maken dat je niet kijkt naar al die individuen, maar dat je kijkt naar wat de schoolpopulatie nodig heeft. Bedenk hoe je die populatie aan het leren krijgt en dat daarvoor het welbevinden geen voorwaarde is. Een goed welbevinden is een uitkomst van goed onderwijs.” 

De nieuwste artikelen wekelijks in je mail? MELD JE AAN voor de PrimaOnderwijs nieuwsbrief.

 

Niet alle gegevens zijn juist ingevuld. Controleer de gegevens en probeer het opnieuw.
Er is een fout opgetreden, probeer het later opnieuw
Uw reactie is opgeslagen
Plaats een reactie
Dit veld is niet juist ingevuld
Dit veld is niet juist ingevuld
Dit veld is niet juist ingevuld
Dit veld is niet juist ingevuld
Uw reactie is opgeslagen

Reacties

Bezig met laden... Bezig met laden...

PrimaOnderwijs.nl maakt gebruik van cookies

Wij vragen uw akkoord voor het gebruik van cookies op onze website. Sommige cookies plaatsen we altijd om de website goed te laten werken. Ook plaatsen we altijd een cookie om volledig anoniem het gebruik van onze website te analyseren. Onze website maakt van meer cookies gebruik die niet noodzakelijk zijn, maar wel nuttig. Zodat u bijvoorbeeld berichten kunt delen op social media. Door op 'Akkoord' te klikken ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies. Meer informatie is beschikbaar in ons cookiebeleid.

OK Toestaan Weigeren Lees voor meer informatie onze privacyverklaring privacy » Privacy- en cookiebeleid Dit veld is niet ingevuld De ingevulde tekst is te kort De ingevulde tekst is te lang