Het aangrijpende verhaal van Timo
Timo werd gepest op de middelbare school. Na anderhalf jaar ontdekten zijn ouders, Wouter en Annemieke, wat er speelde. In gesprek met Stichting School & Veiligheid delen ze hun verhaal – over angst, verdriet en herstel na diepe dalen. Niet om te verwijten, maar om anderen te helpen leren. Het expertisecentrum School & Veiligheid ontwikkelde samen met de wetenschap, de publicatie ‘Werken aan een positieve sfeer in de klas - vijf tips om pesten te voorkomen’.
Wouter en Annemieke onderschrijven deze tips en gaan in dit gesprek vooral in op de eerste twee handvatten van School & Veiligheid om een bijdrage te leveren aan het voorkomen van pesten. 1: Werk nauw samen met je collega’s en 2: Investeer in een goede relatie met je leerlingen.
“In november 2021 kwam Timo overstuur thuis”, vertelt Annemieke. “De reden was dat hij zich schaamde omdat hij in de klas had gehuild.” De aanleiding: een klasgenoot had de vingers van Timo zó ver achterover gedrukt, dat hij zijn hand niet meer kon gebruiken. “Stukje bij beetje bleek dat Timo al anderhalf jaar werd geschopt, geslagen en dat zijn spullen werden vernield. Het enige dat wij merkten was dat we elk weekend mot met hem hadden omdat hij maandag niet naar school wilde, maar hij hield verborgen dat het vanwege pesten was.”
De mentor reageerde geschrokken. “Wij spraken af dat hij niets zou doen zonder Timo’s medeweten. Onze zoon heeft autisme, dus dat was extra belangrijk. Toch werd hij op een bepaald moment onaan-kondigd de les uitgehaald en tegenover drie aanstichters en twee leraren gezet voor een gesprek. De aanstichters moesten sorry zeggen, maar liepen na afloop lachend weg”, vertelt Wouter. De ouders: “De school had een antipestprotocol en had hieraan voldaan: een e-mail aan de anti-pestcoördinator, een gesprek tussen de pesters en de gepeste, en een brief aan alle ouders van de leerlingen van de klas.”
Marijke van der Zalm, adviseur sociale veiligheid bij School & Veiligheid, geeft aan dat het meer vraagt dan het volgen van een protocol: “Werken aan een veilige school valt en staat met de inzet van alle betrokkenen binnen school. Dat begint bij een gezamenlijke visie, maar gaat vervolgens ook over hoe je dit samen uitdraagt. De schoolleider speelt hierin een belangrijke rol. Wij raden aan dat de schoolleiding het gesprek hierover structureel agendeert. Zo houd je beleid levend.”
Die veiligheid is ook nodig voor het team geeft Marijke aan: “Leraren kunnen ontzettend veel van elkaar leren, maar dan is het wel belangrijk dat je binnen je team aan kunt geven dat je het lastig vindt met een bepaalde klas. Misschien is er een collega bij wie het prima loopt met die klas. Hoe doet diegene dat? Wat kun je daarvan leren? Maar ook andersom: hoe steun je een collega die het lastiger heeft? Zo draag je samen de verantwoordelijkheid. Pesten gebeurt overal, dus het is belangrijk dat een school het erkend en er gezamenlijk mee aan de slag gaat.”
Inmiddels zat Timo in de kansklas, een klas voor jongeren die bijvoorbeeld door omstandigheden een periode thuiszaten. Daar rondde hij havo 3 af. In de zomer van ’22 ging hij naar een nieuwe school en maakte nieuwe vrienden. Toch zag Timo het niet meer zitten. Dat resulteerde in twee suïcidepogingen in november ’22 en januari ’23. Na de tweede poging was hij echt in levensgevaar. Gelukkig herstelde Timo. Hij kwam terecht op de intensive unit van de psychiatrie. Duidelijk werd dat Timo lijdt aan PTSS. Sindsdien woont hij niet meer thuis.
“Pestgedrag gebeurt vrijwel altijd buiten het zicht van de leraar”, zegt Marijke. “Er zijn veel signalen die kunnen duiden op pestgedrag. Iedere leraar kan iets anders waarnemen. Daarom is het zo belangrijk om het gesprek aan te gaan met je collega’s, leerlingen en ouders. Zo kunnen puzzelstukjes in elkaar vallen. Ook het monitoren van de veiligheidsbeleving van je leerlingen geeft je veel inzicht in de groepsdynamiek en eventuele onveiligheid. Maak daar gebruik van. De wet schrijft voor dat scholen één keer per jaar een monitor moeten afnemen. Wij raden aan om dit twee keer te doen. Eén keer al vroeg in het schooljaar, zodat je tijdig kunt bijsturen als dat nodig is.”